Google is van plan om de prijzen van prijsvergelijkers direct te tonen in de zoekresultaten van de zoekmachine. Dat doet het in antwoord op de Digital Markets Act in de EU, die bedoeld is om de macht van techbedrijven in te perken en consumenten beter te informeren. Het nieuws komt niet van Google, maar via bronnen tegen Bloomberg.
Als je op dit moment een product zoekt op Google, dan krijg je een directe link te zien naar webwinkels. Dat is niet zo gek, want daar betalen die webwinkels flink voor. Straks gaat dat veranderen, want dan komen er eerst resultaten van prijsvergelijkers in beeld. Hierdoor heb je als consument straks minder kans dat je te veel voor iets betaalt, omdat je waarschijnlijk meteen een lagere prijs in beeld ziet. Dat betekent dat de webwinkels dus iets meer naar beneden worden geschoven.
Google zou de meest relevante prijsvergelijker eerst tonen, dus dat is niet per se de goedkoopste prijs. Wel kun je het kader laten uitklappen zodat er meer details duidelijk worden, wat in dit geval betekent dat je meer prijsvergelijkers te zien krijgt. Een prijsvergelijker kan van Google zelf zijn, zoals Google Vluchten als je naar een trip met het vliegtuig zoekt. Daarnaast kunnen het Booking- en Trivago-achtige sites zijn van derden.
Vooral dat Google Vluchten erin voor kan komen is spannend: de EU vindt dat Google zichzelf vaak voortrekt in Google Zoeken en dat zou juist een probleem zijn volgens de regels van de Digital Markets Act. Google is het daar niet mee eens, maar lijkt nu zijn zoekmachine toch onder handen te nemen om aan de relatief nieuwe regels te voldoen. Het is voor consumenten waarschijnlijk een positieve verandering, want we denken dan eerder aan een goedkopere prijs te komen, maar Google denkt daar anders over. Het stelt dat gebruikers duurder uit zijn als ze vergelijkingssites van derden gebruiken, omdat er dan een ‘mannetje’ tussenzit.
Toch zal Google wel in actie moeten komen, want het kreeg in 2017 nog een gigaboete toen het Google Shopping veel voorrang gaf in zijn zoekresultaten. Het moest toen 2,4 miljard euro betalen, dus het was geen misselijke boete. Nu zal het waarschijnlijk meer moeite doen om zo’n boete te voorkomen.