De Hoge Gezondheidsraad van België publiceerde recent 17 nieuwe voedingsaanbevelingen, bedoeld om chronische aandoeningen te voorkomen. Ook in Nederland wordt de Schijf van Vijf herzien. Maar in plaats van klakkeloos deze richtlijnen te volgen, is het hoog tijd voor een feitelijk en kritisch debat: dragen deze voedingsrichtlijnen werkelijk bij aan onze gezondheid?
Zo worden granen, peulvruchten en zuivel in de nieuwe Belgische voedingsrichtlijnen gepresenteerd als gezonde basisproducten, terwijl ze stoffen bevatten die de opname van voedingsstoffen kunnen belemmeren of ontstekingen kunnen bevorderen. Onze directe voorouders leefden minstens 300.000 jaar als jager-verzamelaars, zonder granen, zuivel of peulvruchten. Ze aten wat beschikbaar was in de natuur: vlees en orgaanvlees van wild en kleinere dieren, vis, schaal- en schelpdieren, wortels, knollen, bessen en noten. Pas met de komst van de landbouw – amper 12.000 jaar geleden – verschenen granen, peulvruchten en zuivel op het menu. De eerste boeren verkeerden er aantoonbaar slechter aan toe dan hun voorgangers: kleinere gestalte, meer infecties, slechte tanden en botten en ernstige voedingstekorten.
Wat zuivel betreft: wereldwijd is het merendeel van de volwassenen lactose-intolerant. Toch wordt het in deze richtlijnen aanbevolen in hoeveelheden tot een halve liter per dag. De mogelijke nadelen – spijsverteringsklachten, hormonale effecten, ontsteking – blijven grotendeels buiten beeld. Ook over peulvruchten wordt weinig kritisch nagedacht: vandaag koop je ze kant-en-klaar in een glazen bokaal, maar vroeger vergde het veel werk om iets wat in wezen oneetbaar is eetbaar te maken.
Rood vlees wordt opnieuw geviseerd. Er wordt aanbevolen het te beperken tot 300 gram per week, zonder wezenlijk onderscheid te maken tussen vers, onbewerkt vlees en sterk geprepareerde producten met additieven zoals charcuterie. Dat is problematisch, want het zijn totaal verschillende voedingsmiddelen – met totaal verschillende effecten op de gezondheid. Ondertussen blijven de voordelen van vlees – rijk aan B12, heemijzer, zink, creatine en eiwitten – onderbelicht.
Ook op het vlak van vetten blijven de richtlijnen vasthouden aan het oude vetdogma. Plantaardige oliën zoals zonnebloem-, soja- of maïsolie worden aanbevolen, terwijl die rijk zijn aan ontstekingsbevorderende omega-6-vetzuren. Daartegenover staan traditionele vetten zoals reuzel en ossenwit, die de mens al duizenden jaren consumeert. Ze zijn stabiel, voedzaam en passen bij onze evolutionaire biologie.
Ook vanuit milieuoogpunt wordt vlees vaak als problematisch voorgesteld. Maar is dat werkelijk zo? Recente studies tonen aan dat regeneratieve veeteelt niet alleen CO₂ kan opslaan, maar ook bijdraagt aan bodemgezondheid en biodiversiteit. Dat vraagt om een open debat, geen eenzijdige reductie.
Specialisten zoals Loren Cordain, Terry Wahls, Jason Fung, David Perlmutter, Mark Hyman en Sarah Ballantyne gingen me voor in een pleidooi voor een voeding die is aangepast aan onze biologie. Ze baseren zich op evolutionaire geneeskunde, klinische ervaring en biochemisch onderzoek.
We zijn toe aan een ruimer, feitelijk onderbouwd gesprek over voeding & voedingsrichtlijnen. Niet gebaseerd op aannames of ideologie, maar op wat het menselijk lichaam biologisch verdraagt. Onze genen zijn nauwelijks veranderd sinds de steentijd — het is tijd dat onze voeding dat wel weerspiegelt.
Voeding is geen kwestie van trends, maar van evolutie, metabolisme en overleving.
[Fotocredits – Adobe Stock]