Column Bosboom: databankrecht

Vorig artikel Volgend artikel
1103109571databank

Het in 1999 in onze wet geïntroduceerde databankrecht is altijd een geliefd speeltje geweest van juristen op het gebied van intellectuele eigendom. De databankenwet is namelijk één van de meest onduidelijke wetten die er de afgelopen decennia tot stand is gekomen en zelfs over de meest basale vragen - zoals: wat is een databank? - ontstonden heftige discussies.

Iedereen voelde wel aan dat een snackbarvitrine en de porseleinkast van tante Céleste (de voorbeelden zijn van resp. Quaedvlieg en Speyart) geen beschermde databanken waren, maar het was verdraaid lastig om dit aan de hand van de wet juridisch te onderbouwen. Zeker in de eerste jaren na de introductie is er dan ook flink geprocedeerd over het databankrecht, bijvoorbeeld over de zoekmachine El Cheapo, de programmagegevens en de personeelsadvertenties in de zaterdagedities van de dagbladen.

De vier recente uitspraken van het Hof van Justitie waarin het databankenrecht nader wordt uitgelegd, komen dan ook als geroepen. Het Hof schept op veel punten duidelijkheid en geeft nuttige aanwijzingen voor de uitleg van het databankrecht. De meest interessante uitspraak is die in de zaak tussen de British Horse Racing Board (BHB) en William Hill. De BHB is belast met de organisatie van paardenrennen in Engeland en beheert in dit kader een enorme databank met onder meer de gegevens van een miljoen wedstrijdpaarden en zogenoemde pre-wedstrijdinformatie over geplande races. Deze gegevens zijn essentieel voor alle betrokkenen bij paardenrennen, maar ook voor de pers en voor wedkantoren en hun cliënten. William Hill is een bookmaker, die de informatie voor haar on line bookmakersdienst voor een deel ontleent aan de databank van de BHB. De vraag was of William Hill hiermee inbreuk maakt op de databankrechten van BHB, die zo'n 4 miljoen pond per jaar besteedt aan het beheer van deze databank.

Uit de antwoorden van het Hof op de door de nationale rechter voorgelegde vragen, blijkt dat de BHB haar databankrechten niet kan inroepen. Het Hof oordeelt allereerst dat de investeringen die zijn gedaan in het creëren van de gegevens voor de databank (in dit geval het verzamelen en actualiseren van alle gegevens die nodig zijn voor de organisatie van paardenrennen) niet mogen meetellen bij de beantwoording van de vraag of er substantieel geïnvesteerd is in de databank. Hiermee wordt de reikwijdte van het databankenrecht flink ingeperkt, want alleen databanken waarin substantieel is geïnvesteerd worden juridisch beschermd. Daarnaast oordeelde het Hof dat er in deze zaak geen sprake was van ongeoorloofd opvragen en hergebruiken van de databank door William Hill, omdat laatstgenoemde steeds slechts een zeer klein (en dus niet substantieel) gedeelte van de totale databank gebruikte. Dat deze gegevens essentieel waren voor de organisatie van paardenrennen doet daaraan niet af.

Ook het argument van de BHB dat er door het wekelijkse gebruik van de databank sprake was van het stapje voor stapje 'uitmelken' van deze databank, waardoor er alsnog sprake zou zijn van een inbreuk, werd verworpen. Het Hof overwoog in dit kader dat William Hill steeds alleen de actuele gegevens gebruikte en niet probeerde om de databank van de BHB te reconstrueren en vervolgens te exploiteren.

Het Hof van Justitie heeft het databankenrecht dus op verschillende essentiële punten ingeperkt, zodat dit recht in de praktijk veel minder snel met succes kan worden ingeroepen. Door deze arresten is het databankenrecht een stuk minder ongrijpbaar geworden. Hoewel dit jammer is voor de juristen, is de praktijk hier uiteraard mee gediend. En 100% duidelijk wordt het gelukkig toch nooit.... Theo Bosboom is advocaat bij Dirkzwager te Arnhem (afdeling IE/IT)

Reageren is uitgeschakeld omdat er geen cookies opgeslagen worden.

Cookies toestaan Meer informatie over cookies